procesrecht wraking en 6 EVRM

Procesrecht

Voorafgaand aan de mondelinge behandeling door het gerechtshof wraakt de man in twee zaken een van de raadsheren.

Omdat dit verzoek niet is ingediend door een advocaat, stelt het gerechtshof het verzoek tot wraking buiten behandeling.

Art. 39 lid 5 Rv bepaalt dat tegen de beslissing op een wrakingsverzoek geen voorziening openstaat.

Een tegen die beslissing gericht cassatieberoep is desondanks ontvankelijk indien wordt aangevoerd dat de rechter buiten het toepassingsgebied van de desbetreffende regeling is getreden, die ten onrechte buiten toepassing heeft gelaten, dan wel bij de behandeling van de zaak een zodanig fundamenteel rechtsbeginsel heeft veronachtzaamd dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet kan worden gesproken.

In cassatie wordt er onder andere over geklaagd dat het hof ten onrechte art. 39 lid 1 Rv buiten toepassing heeft gelaten, volgens welke bepaling een wrakingsverzoek wordt behandeld door een meervoudige kamer waarin de rechter van wie wraking is verzocht, geen zitting heeft.

Hiermee is een fundamenteel rechtsbeginsel veronachtzaamd. Het cassatieberoep is dus ontvankelijk.

Het voorschrift van art. 39 lid 1 Rv strekt ertoe dat een beslissing op het wrakingsverzoek wordt verkregen die voor alle betrokkenen uit procedureel oogpunt geen twijfels oproept (vgl. ten aanzien van het gelijkluidende art. 8:18 lid 1 Awb: Kamerstukken II, 1991-1992, 22 495, nr. 3, p. 114).

Dat voorschrift dient mede te worden uitgelegd tegen de achtergrond van art. 6 lid 1 EVRM, op grond waarvan de behandeling van een wrakingsverzoek “that does not immediately appear to be manifestly devoid of merit” niet achterwege mag worden gelaten, aangezien anders i) onvoldoende is gewaarborgd dat een partij haar aanspraak op een onpartijdige behandeling van de zaak kan verwezenlijken, en ii) het vertrouwen dat de rechtzoekende in de gerechten moet kunnen stellen, in het geding zou kunnen komen.

In dit licht heeft het hof blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door het voorschrift van art. 39 lid 1 Rv buiten toepassing te laten op de grond dat het wrakingsverzoek niet was ondertekend door een advocaat. Aan de man had gelegenheid behoren te worden geboden dat verzuim te herstellen

De Hoge Raad vernietigt de beslissing van het gerechtshof.

De man werd in cassatie bijgestaan door Marcus Wagemakers

Ga naar de uitspraken:

http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2015:3629

DSC_0560http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2015:3633