Het Bureau Financieel Toezicht (BFT) legde aan een notaris een boete van €34.000,- op wegens het niet melden van ongebruikelijke transacties. Volgens het BFT had de notaris aanleiding te veronderstellen dat de transactie verband kon houden met witwassen en het financieren van terrorisme, had de notaris ook meldingen moeten doen van een ongebruikelijke transactie. De rechtbank hield het oordeel van het BFT in stand. Hoger beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb)volgde. Dat oordeel de anders.
Volgens het CBb is er, met verwijzing naar het lex certa-beginsel, geen aanwijzing dat de wetgever een transactie alleen op basis van een verschil tussen de koopsom en WOZ-waarde heeft willen aanmerken als een transactie die naar haar aard een hoger risico op witwassen met zich brengt. De notaris was ook bekend met feiten en omstandigheden die het prijsverschil rechtvaardigde. Zo was de haven waar het pand zich bevond verloederd, bevond het pand zich in een slechte staat, was het een bedrijfswoning die enkel bestemd was voor de beheerder van de haven en had de haven waar het pand zich bevond belangstelling voor criminelen, hetgeen ook heeft geleid tot een inval door politie, Justitie en de Belastingdienst. Op basis van deze feiten en omstandigheden had de notaris geen hoger risico op witwassen hoeven onderkennen. Dat de notaris deze feiten niet in het dossier heeft vastgelegd en geen taxatierapport heeft laten opmaken leidt niet tot een ander oordeel, nu daar geen verplichting toe bestond. De omstandigheden rondom de financiering van het pand hadden wel moeten leiden tot een verscherpt cliëntenonderzoek en een melding ongebruikelijke transactie.
Zie de uitspraak:
https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:CBB:2021:793