Huurprijs van roerende zaken behoort tot de boedelschuld; Prejudiciële procedure

De kantonrechter stelde in deze zaak  aan de Hoge Raad de volgende vraag.

In artikel 39 lid 1, laatste volzin, Fw is bepaald dat van de dag der faillietverklaring af de huurprijs boedelschuld is.

Geldt deze bepaling ook ten aanzien van de huur van roerende zaken?

De Hoge Raad beantwoordt die in het kader van de prejudiciele procedure als volgt.

De tekst van art. 39 lid 1 Fw spreekt van ‘huur’, zonder onderscheid te maken tussen huur van onroerende zaken en huur van roerende zaken. Dit wijst erop dat deze bepaling ook van toepassing is op de huur van roerende zaken. Dit volgt ook uit de hiervoor in 3.4.1 weergegeven ratio van de regeling van deze bepaling.

Deze doet immers evenzeer opgeld bij de huur van roerende zaken. Er is onvoldoende grond om, in afwijking van tekst en ratio van art. 39 lid 1 Fw, in dit verband onderscheid te maken tussen de huur van onroerende zaken en die van roerende zaken.

De vraag moet dus bevestigend worden beantwoord.

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2015:42