ING vs. Ying Yang: Bank moet ook aan een onderneming bankrekening ter beschikking stellen

In een recent arrest heeft de Hoge Raad geoordeeld dat banken ook verplicht kunnen zijn om aan ondernemingen een bankrekening ter beschikking te stellen. Zonder bankrekening is het immers vrijwel onmogelijk om te kunnen deelnemen aan het maatschappelijk verkeer. Deze verplichting bestond al jegens consumenten op grond van de publiekrechtelijke toezichtwetgeving: artikel 4:71 f  van de Wft.

Volgens de Hoge Raad heeft het hof niet miskend dat banken een gerechtvaardigd belang kunnen hebben om cliënten te weigeren vanwege toezichtrechtelijke eisen of integriteitsrisico’s, en dat dit belang eraan in de weg kan staan een bank te verplichten een betaalrekening aan te bieden. Het hof heeft het belang van ING in dit opzicht afgewogen tegen het belang van Yin Yang c.s. Het is tot de conclusie gekomen dat tussen deze belangen onevenredigheid bestaat en dat het belang van ING in dit geval niet in de weg staat aan een verplichting tot het aanbieden van een betaalrekening, maar wel aan een verplichting tot het faciliteren van het storten van contant geld. Dat oordeel is volgens de Hoge Raad niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd.

Zie het arrest van de Hoge Raad:

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2021:1652&showbutton=true