Mein Kamf en de vrijheid van meningsuiting

OM cassatie: Mein Kamf en de vrijheid van meningsuiting

 De verkoper van historische exemplaren van het antisemitische boek Mein Kampf, geschreven door Adolf Hitler, is niet strafbaar.

De vrijheid van meningsuiting kan op grond van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens alleen worden ingeperkt als daartoe een dringende maatschappelijke noodzaak bestaat.

Onder vrijheid van meningsuiting wordt ook verstaan het verspreiden en ontvangen van informatie. Het hof had geoordeeld dat van zo’n dringende maatschappelijke noodzaak in dit geval geen sprake was.

Het OM klaagt bij de Hoge Raad over het oordeel van het hof dat geen sprake is van zo’n dringende maatschappelijke noodzaak dat de verdachte zou moeten worden veroordeeld.

Volgens de Hoge Raad kon het hof ondanks het antisemitische karakter van het boek onder deze omstandigheden tot dit oordeel komen.

Ga naar de uitspraak:

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2017:220

 

Advocaat – Generaal: 80a RO, Hoge Raad casseert

Advocaat Generaal: 80a RO, Hoge Raad casseert

Aan zijn nadere bewijsoverweging ligt naar de kern genomen als opvatting van het Hof ten grondslag dat voor het bewijs kan worden gebezigd hetgeen de raadsman van de medeverdachte [medeverdachte] ter terechtzitting in eerste aanleg in diens strafzaak heeft medegedeeld omtrent de betrokkenheid van de verdachte bij de aangetroffen hennepkwekerij.

Die opvatting is onjuist. Zodanige door een raadsman ter terechtzitting gedane mededeling kan ingevolge art. 339, eerste lid, Sv niet als een wettig bewijsmiddel worden aangemerkt.

De omstandigheid dat de medeverdachte, ter terechtzitting in hoger beroep als getuige gehoord, “geen afstand heeft genomen van hetgeen zijn gemachtigd raadsman in eerste aanleg namens [medeverdachte] heeft gemeld”, welke gevolgtrekking kennelijk erop berust dat de getuige blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep desgevraagd heeft verklaard dat hij over de mededeling van zijn raadsman “niets (…) gaat zeggen”, maakt dat niet anders; die uitlating kan ook niet gelden als een voor het bewijs bruikbare verklaring van de (medeverdachte als) getuige.

Het middel klaagt voorts dat het Hof een proces-verbaal van sporenonderzoek als bewijsmiddel heeft gebezigd en in strijd met art. 359, derde lid, Sv de inhoud van dit bewijsmiddel niet heeft vermeld.

Ook die klacht is gegrond.

De Hoge Raad vernietigt:

Ga naar de uitspraak:

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2016:2649

 

Overgangsrecht, bewijsuitsluiting en Salduz

Overgangsrecht, bewijsuitsluiting en Salduz

In het middel werd geklaagd over de vraag vanaf wanneer het in HR 22 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3608 neergelegde recht op rechtsgeleerde bijstand tijdens verhoren door de politie geldt.

Dat recht geldt vanaf het arrest van 22 december 2015.

Uit dat arrest volgt dat en waarom ten aanzien van een verzuim van zodanige verhoorbijstand in de periode van 22 december 2015 tot 1 maart 2016 bij wijze van overgangsrechtelijke regel niet het rechtsgevolg van bewijsuitsluiting wordt verbonden.

Ga naar de uitspraak:

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2016:2019

IMG_0037

 

Benadeelde partij en rechtstreekse schade

Benadeelde partij en rechtstreekse schade

Het hof heeft onder andere bewezen verklaard dat verdachte –samengevat- heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die tot oogmerk had het plegen van oplichting en valsheid in geschrift met betrekking tot verkoopfacturen en bedrijfsadministraties.

[A] heeft zich in de onderhavige strafzaak als benadeelde partij gevoegd.

Blijkens toelichting van de raadsman van de benadeelde partij ter terechtzitting in hoger beroep ziet de vordering op vergoeding van door de benadeelde partij geleden schade als gevolg van de aan de verdachte ten laste gelegde deelname aan een criminele organisatie.

Het Hof verklaart de benadeelde partij niet ontvankelijk overwegende dat voor de opvatting dat aan het vereiste dat een betrokken benadeelde “rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit uitsluitend is voldaan in die gevallen waarin deze benadeelde is getroffen in het belang dat door de overtreden strafbepaling rechtstreeks wordt beschermd.

Die opvatting is in haar algemeenheid onjuist.

Zij miskent dat de concrete omstandigheden van het geval bepalend zijn voor de beantwoording van de vraag of voldoende verband bestaat tussen het bewezen verklaarde handelen van de verdachte en de door de benadeelde geleden schade om te kunnen aannemen dat de benadeelde door dit handelen rechtstreeks schade heeft geleden (vgl. HR 22 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:959, NJ 2014/256).

De Hoge Raad vernietigt.

Ga naar de uitspraak:

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2016:1522

 

Wetsvoorstel bestuursrechtspraak ingetrokken

Wetsvoorstel bestuursrechtspraak ingetrokken

Het kabinet heeft besloten het wetsvoorstel dat de bestuursrechtspraak in hoogste instantie  reorganiseert, in te trekken.

Volgens het wetsvoorstel waar al 4 jaar over wordt gesproken, zouden de zaken die nu door het College van Beroep voor het bedrijfsleven worden behandeld (sociaal-economisch bestuursrecht), overgaan naar de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. De zaken van de Centrale Raad van Beroep (sociale zekerheids- en ambtenarenrecht) zouden worden verdeeld over de gerechtshoven.

Eén bestuursrechter

In een wetgevingsadvies en in een position paper gaf de Rechtspraak eerder aan voorstander te zijn van de vorming van één bestuursrechtelijk gerechtshof, waarin het CBb, de CRvB en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State worden samengevoegd. Dan zou er nog maar 1 bestuursrechter zijn voor bestuursrechtzaken in hoger beroep.

img_0591

Verstek en schending artikel 6 EVRM

Verstek en schending artikel 6 EVRM

Appellant in hoger beroep betaalt griffierecht niet waarna het Hof verstek verleent. Vervolgens betaalt appellant het griffierecht waarmee het verstek is gezuiverd. Dit is echter niet kenbaar uit het roljournaal.

Zowel in de arresten van het Hof als in het roljournaal is vermeld dat verstek is verleend. Niet is vermeld dat het verstek is gezuiverd. Daarmee is het voor partijen onvoldoende duidelijk dat geen verzet, maar cassatie moet worden ingesteld.

De AG meent dat het Hof klaarblijkelijk de betaling van het griffierecht door appellant over het hoofd gezien althans heeft de administratie abusievelijk nagelaten om dit correct te verwerken in het roljournaal en om door te geven aan de behandelend raadsheren dat het verstek was gezuiverd.

Dit leidde ertoe dat het Hof de zaak heeft afgehandeld als een verstekprocedure. Daarbij zijn geïntimeerden, thans eisers in cassatie, niet in de gelegenheid gesteld om zich te verweren.

Doordat pas in de verzet procedure door het Hof is geconstateerd dat het griffierecht wel degelijk was voldaan, is aan eisers in cassatie feitelijk de mogelijkheid ontnomen om tijdig cassatieberoep in te stellen tegen de aanvankelijk bij verstek gewezen arresten.

De niet-ontvankelijkverklaring door het Hof in de verzet procedure brengt mee dat voor eisers in cassatie geen gewone rechtsmiddelen meer ter beschikking staan en dat de arresten tussen partijen rechtskracht hebben gekregen.

Schending artikel 6 EVRM.

Aan eisers stonden geen rechtsmiddelen meer ter beschikking als gevolg van de door het Hof gemaakte fouten en het daardoor gewekte vertrouwen over het in te stellen rechtsmiddel. Daarmee is de toegang tot de rechter rechtstreeks geraakt.

De Hoge Raad vernietigt en verwijst.

DSC_0560

Dieu et mon droit

Ga naar de uitspraak:

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2016:2642

 

Ondernemingsrecht; Enquêteprocedure Meavita

Ondernemingsrecht; Enquêteprocedure Meavita

Op grond van art. 5 leden 2 en 3 RO in verbinding met art. 66 lid 2 RO dient een beschikking van de ondernemingskamer, op straffe van nietigheid, te worden gewezen door drie rechters en twee deskundige leden.

Een beschikking wordt gewezen wanneer alle rechters – en, in het geval van de ondernemingskamer, deskundige leden – die over de zaak oordelen de tekst van de uit te spreken beschikking hebben vastgesteld.

Nadat een rechter is gedefungeerd, kan hij niet meer als ′rechter′ in de zin van deze voorschriften worden aangemerkt.

Vernietiging

De Hoge Raad vernietigt de beschikking van de ondernemingskamer en verwijst de zaak terug voor een volledig nieuwe behandeling.

Ga naar de uitspraak:

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2016:2607
img_0624

 

Hoge Raad zet volgende stap in Effectenlease

Hoge Raad zet volgende stap in Effectenlease; Dexia-affaire.

Is een cliëntenremisier die tevens adviesdiensten verricht bij de totstandkoming van de effectenleaseovereenkomst, vergunningplichtig?

Art. 3 Richtlijn Beleggingsdiensten 93/22/EEG, art. 7 en 10 Wet toezicht effectenverkeer 1995, art. 12 Vrijstellingsregeling Wte 1995, art. 41 Nadere regeling toezicht effectenverkeer 1999. Rechtsdwaling?

In deze zaken ging het in het bijzonder om de vraag of een cliëntenremisier tevens als beleggingsadviseur mag optreden en of een effecteninstelling (in casu Dexia) onrechtmatig handelt ingeval zij een cliënt accepteert van een cliëntenremisier die tevens als adviseur is opgetreden.

Hoge Raad:

Een cliëntenremisier die ook adviseert is vergunningsplichtig.

Opereert een clientremisier illegaal door zonder vergunning te adviseren en had de effectenaanbieder hiervan wetenschap of behoorde hij dat redelijkerwijs te weten dan is hij aansprakelijk jegens de particuliere belegger.

Hoge Raad

Hoge Raad

Ga naar de uitspraak:

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2016:2015

 

Nationale rechter niet vrij om oordeel HvJEU ter zijde te stellen

DSC_0560

Dieu et mon droit

Nationale rechter niet vrij om eigen oordeel in plaats van oordeel HvJEU te stellen.

HvJEU heeft klaarblijkelijk geoordeeld dat erkenning van in geding zijnde beslissing niet wegens strijd met openbare orde kan worden geweigerd.

Zelfs indien schending van de merkenrichtlijn door de rechtbank in Sofia een kennelijke schending openbare orde is heeft Diageo niet alle beschikbare rechtsmiddelen aangewend om schending ongedaan te doen maken.

Klachten over uitleg Bulgaars recht falen op grond van artikel 79 (1)(b) Ro.

Marcus verdedigde –succesvol- Simiramida in de cassatieprocedure die vier jaar duurde.

Ga naar de uitspraak:

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2016:1431

Zie ook:

https://www.boek9.nl/items/iept20160708-hr-daigeo-v-simiramida

English

National courts are not free to set aside a judgment of the Court of Justice of the European Union (CJEU)

The CJEU has apparently ruled that recognition of a disputed decision cannot be refused as contrary to national public policy.

Even if a breach of the Trade Marks Directive by the court in Sofia would constitute a breach of public order, Diageo has not exhausted all legal remedies available to do undo such violation.

Complaints about issues of Bulgarian law fail.

Marcus defended  Simiramida succesfully in cassation proceedings which lasted four years.

Vide the decision of the Supreme Court in Dutch: http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2016:1431

Français

Les tribunaux nationaux ne sont pas libres de mettre de côté un arrêt de la Cour de justice de l’Union Européenne (CJUE)  La CJUE a apparemment jugé que la reconnaissance d’une décision contestée ne peut être refusée comme contraire à l’ordre public national.

Même si une violation de la directive sur les marques par le tribunal de Sofia constituerait une violation de l’ordre public, Diageo n’a pas épuisé tous les recours juridiques disponibles pour faire annuler une telle violation.

Les plaintes concernant des questions de droit Bulgare sont rejeté  Marcus a défendu –avec succès- Simiramida en cassation qui a duré quatre ans.

Voir la decision de la Cour de Cassation en Néerlandais:

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2016:1431

 

 

Aansprakelijkheid feitelijk leidinggeven

IMG_0014Strafkamer Hoge Raad wijst overzichtarrest aansprakelijkheid feitelijk leidinggeven

HR geeft op hoofdlijnen een verduidelijking van het beslissingskader m.b.t. de strafrechtelijke aansprakelijkheid voor het “feitelijk leidinggeven” aan een door een rechtspersoon verrichte verboden gedraging

Pas nadat is vastgesteld dat een rechtspersoon een bepaald strafbaar feit heeft begaan, komt aan de orde of iemand als feitelijke leidinggever daarvoor strafrechtelijk aansprakelijk is. Bij de beoordeling daarvan moet worden vooropgesteld dat uit de taalkundige betekenis van het begrip feitelijke leidinggeven enerzijds voortvloeit dat de enkele omstandigheid dat de verdachte bijvoorbeeld bestuurder van een rechtspersoon is, niet voldoende is om hem aan te merken als feitelijke leidinggever aan een door die rechtspersoon begaan strafbaar feit. Maar anderzijds is een dergelijke juridische positie geen vereiste, terwijl ook iemand die geen dienstverband heeft met de rechtspersoon feitelijke leidinggever kan zijn aan een door de rechtspersoon begaan strafbaar feit.

Feitelijke leidinggeven zal vaak bestaan uit actief en effectief gedrag dat onmiskenbaar binnen de gewone betekenis van het begrip valt. Van feitelijke leidinggeven kan voorts sprake zijn indien de verboden gedraging het onvermijdelijke gevolg is van het algemene, door de verdachte (bijvoorbeeld als bestuurder) gevoerde beleid. Ook kan worden gedacht aan het leveren van een zodanige bijdrage aan een complex van gedragingen dat heeft geleid tot de verboden gedraging en het daarbij nemen van een zodanig initiatief dat de verdachte geacht moet worden aan die verboden gedraging feitelijke leiding te hebben gegeven. Niet is vereist dat een ander de fysieke uitvoeringshandelingen heeft verricht.

Onder omstandigheden kan ook een meer passieve rol tot het oordeel leiden dat een verboden gedraging daardoor zodanig is bevorderd dat van feitelijke leidinggeven kan worden gesproken. Dat kan in het bijzonder het geval zijn bij de verdachte die bevoegd en redelijkerwijs gehouden is maatregelen te treffen ter voorkoming of beëindiging van verboden gedragingen en die zulke maatregelen achterwege laat.

Ga naar de uitspraak:

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2016:733&keyword=15/00447