Erfrecht: Zuivere aanvaarding nalatenschap niet te snel aannemen

In een recent arrest heeft de Hoge Raad beslist dat op grond van gedragingen van een erfgenaam niet te snel mag worden aangenomen dat hij de nalatenschap zuiver heeft aanvaard.

Een erfgenaam die de nalatenschap niet verwerpt kan deze zuiver aanvaarden of aanvaarden ‘onder het voorrecht van boedelbeschrijving’ (hierna: beneficiaire aanvaarding) (art. 4:190 lid 1 BW). De erfgenaam die zuiver aanvaardt, is verplicht de schulden van de nalatenschap voor zover ze op hem rusten, ten laste van zijn overig vermogen te voldoen (art. 4:184 lid 2, onder a, BW). Beneficiaire aanvaarding heeft tot gevolg dat de erfgenaam niet met zijn gehele vermogen voor de schulden van de nalatenschap aansprakelijk is en dat de nalatenschap als afgescheiden vermogen moet worden vereffend (art. 4:202 lid 1 BW). De keuze kan uitdrukkelijk worden gedaan door het afleggen van een verklaring (art. 4:191 lid 1 BW). Zuivere aanvaarding van de nalatenschap kan ook worden afgeleid uit gedragingen van de erfgenaam met betrekking tot de nalatenschap (art. 4:192 lid 1 BW). Als de nalatenschap door gedragingen zuiver is aanvaard, sorteert een later afgelegde verklaring strekkende tot beneficiaire aanvaarding geen effect (art. 4:190 lid 4 BW), behoudens het in art. 4:194 lid 2 BW genoemde geval.

Uit gedragingen van een erfgenaam mag niet te snel worden afgeleid dat deze de bedoeling heeft de nalatenschap zuiver te aanvaarden. Dat volgt niet alleen uit de tekst van art. 4:192 lid 1 (oud) BW (‘ondubbelzinnig en zonder voorbehoud’) en de hiervoor aangehaalde parlementaire geschiedenis, maar houdt ook verband met de potentieel verstrekkende gevolgen van zuivere aanvaarding voor de desbetreffende erfgenaam en de omstandigheid dat erfgenamen die belast zijn met het regelen van de praktische gevolgen van het overlijden van een naaste op die verstrekkende gevolgen niet steeds bedacht zullen zijn. Terughoudende toepassing van art. 4:192 lid 1 (oud) BW strookt voorts met het motief dat ten grondslag ligt aan de wijziging van deze bepaling per 1 september 2016. Uit de parlementaire geschiedenis van die wetswijziging blijkt dat de wetgever het problematisch achtte dat veel onduidelijkheid bestond over de vraag welke handelingen leiden tot zuivere aanvaarding, dat soms te snel werd aangenomen dat sprake is van zuivere aanvaarding door een erfgenaam die daarop niet bedacht is en dat handelingen die erfgenamen kort na het overlijden soms noodgedwongen moeten verrichten (zoals het ontruimen van de woning van de erflater) in de rechtspraak soms zijn aangemerkt als zuivere aanvaarding, terwijl juist van belang is dat erfgenamen een bewuste keuze maken om een nalatenschap al dan niet (zuiver) te aanvaarden.

Zie het arrest van de Hoge Raad:

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2021:1600&showbutton=true