Privacy en de taakafbakening tussen burgerlijke- en bestuursrechter
Privacy First heeft, kort gezegd, ten doel het bevorderen en behouden van het recht op privacy.
Verweerders behoren ieder tot één van de volgende categorieën: (a) zij die ervoor kiezen om gezien hun bezwaren tegen de nieuwe regels geen reisdocument aan te vragen, (b) zij die wel een reisdocument hebben aangevraagd, maar hebben geweigerd vingerafdrukken af te staan en wier aanvraag daarom niet in behandeling is genomen, (c) zij die een paspoort hebben aangevraagd en gekregen zonder vingerafdrukken af te staan, omdat de aanvraag is gedaan vóór inwerkingtreding van de nieuwe regels, en (d) zij die onder protest vingerafdrukken hebben afgestaan.
( v) Privacy First c.s. zijn van mening dat de hiervoor genoemde nieuwe regels op een aantal punten onrechtmatig zijn, omdat zij in strijd zijn met art. 8 EVRM, art. 8 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en de Privacyrichtlijn (Richtlijn 95/46/EG). Met name de volgende aspecten zijn volgens Privacy First c.s. onrechtmatig:
Een belangenorganisatie is onder meer ontvankelijk bij de burgerlijke rechter in vorderingen als de onderhavige, voor zover zij daarbij opkomt voor belangen van personen die terzake geen rechtsingang hebben bij de bestuursrechter, of voor zover zij opkomt voor een eigen belang waarvoor zij geen rechtsingang heeft bij de bestuursrechter (zie het arrest Staat/Vreemdelingenorganisaties, alsmede HR 3 september 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO7808, NJ 2006/28 (Staat/VAJN en NJCM)
De HR verklaart de cassatieklacht gegrond.
Wil sprake zijn van een eigen belang als hiervoor bedoeld, dan moet het gaan om een belang dat zelfstandig wordt beschermd door de norm(en) waarop de vordering van de belangenorganisatie is gebaseerd – in dit geval de door Privacy First ingeroepen normen die strekken tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer en dus niet om een belang dat enkel voortvloeit uit het opkomen voor de gebundelde belangen, en dat uitsluitend van die belangen is afgeleid.
Anders zou een belangenorganisatie immers vrijwel steeds bij de burgerlijke rechter ontvankelijk zijn in een vordering als de onderhavige, nu zij vrijwel steeds zal kunnen wijzen op een dergelijk afgeleid belang, wat zou leiden tot een doorkruising van de behoorlijke taakverdeling tussen bestuursrechter en burgerlijke rechter.
Het door het hof vastgestelde belang van Privacy First betreft onmiskenbaar een dergelijk afgeleid belang en is daarom onvoldoende omhaar in haar onderhavige vorderingen ontvankelijk te doen zijn bij de burgerlijke rechter.
Ga naar de uitspraak:
http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2015:1296